“Net zoals zoveel kinderen van Rotterdammers ben ik opgegroeid met de verhalen uit de oorlog. Mijn opa en oma woonden een groot deel van hun leven in Rotterdam Centrum. Ook tijdens het bombardement zaten ze dicht op het vuur."
Mijn omaatje heette eigenlijk Lena Maria Kerckhof, maar noemde zichzelf Miep. Ze werd geboren op 23 oktober 1920 in het Brabantse Waspik, gemeente Waalwijk. Ze was enig kind, maar had wel een stiefbroer in huis. Haar vader werkte als machinist in een schoenenfabriek en ze hadden het goed. Toen haar vader zijn baan verloor, moest het gezin gedwongen verhuizen naar Rotterdam-Zuid. Van een mooi groot huis naar een flatje drie hoog achter. Het was een jaar of twee voor de oorlog toen ze verhuisden naar het Noordereiland. Op 14 mei 1940 was mijn oma om half twee ’s middags thuis. Ze zag de bommen vallen, wat haar voorgoed veranderde in een angstige dame. Want een dame dat was het! De Rotterdamse heren maar ook de Duitsers waren dol op haar. Op een personeelsfeestje van de C&A leert ze haar toekomstige man kennen, mijn opa Cornelis. Mijn opa was ook van oorsprong Brabander en woonde in Rotterdam-Zuid met zijn broer en zus. Hij had een goede baan bij Ter Meulen op het Binnenwegplein totdat hij werd opgepakt door de Duitsers.
De Duitsers zetten hem op de trein naar Duitsland om daar in een werkkamp aan de slag te gaan. Maar, hij had een prachtige blonde vriendin die erg geliefd was bij de Duitse soldaten. Hij kon het niet verkroppen en sloot een pact met wat andere mannen in de ‘treincoupé’. Ze sloegen de Duitse bewaker neer en hij sprong ter hoogte van Zwolle uit de trein. Van daar liep hij ’s nachts naar Rotterdam, overdag verstopte hij zich. Broodmager maar dolgelukkig kwam hij na twee weken bij zijn geliefde Miep aan. Mijn opa en oma besloten daarna bij het Verzet te gaan. Mijn oma bracht op haar fiets verzetskrantjes rond en mijn opa was leider van de knokploeg. Mijn opa liet mijn oma ook geregeld stiekem wapens smokkelen, terwijl zij dacht dat er slechts krantjes in haar fietsmanden lagen.
Zes maanden na de oorlog trouwden ze in de Stieltjeskerk aan het Stieltjesplein. Niet lang na het huwelijk wordt hun enige zoon geboren, mijn vader, Silvester van Wanrooij. Ondanks alle verschrikkingen die de Duitsers met zich meebrachten, heeft mijn opa zich altijd fel uitgesproken tegen wraakacties. Zo verbood hij bijvoorbeeld zijn knokploeg om vrouwen kaal te scheren die met de Duitsers hadden geheuld. Mijn vader zegt in zijn jeugd nooit iets van moffenhaat te hebben ervaren.
Na de oorlog zijn ze altijd in Rotterdam blijven wonen. En net als hun zoon, deelt ook hun oudste kleindochter de voorliefde voor Rotterdam. Mijn opa overleed in 1981, mijn oma en vader begin 2010. In hun naam, maar vooral met hun humor laat ik inmiddels al vele jaren met veel liefde de stad Rotterdam zien. Eind maart 2017 wijdde Fidan Ekiz een prachtige column aan mijn werk en opa en oma, een enorme eer!
Eveline van Wanrooij
April 2017